De vlinder wordt niet geboren als vlinder, maar komt uit het eitje als rups. De rups eet bladeren van de plant waarop het eitje is gelegd. Sommige soorten eten maar van één specifieke soort plant. De vlinder die de eitjes legt, moet dan dus zoeken naar deze specifieke soort plant. Andere soorten zijn minder kieskeurig. Door het eten wordt de rups steeds groter. De huid van de rups groeit echter niet mee, waardoor de rups een aantal keren vervelt. Als de rups groot genoeg is, dan verandert de rups in een pop. Er komt dan een hard velletje om de rups. Sommige rupsen spinnen een draad om zich heen. Dan vormen ze een cocon.
In de pop verandert de rups in een vlinder. Na een tijdje barst de pop open en komt de vlinder eruit. Als de vlinder uit de pop komt, moet deze even wachten om te kunnen vliegen. De vlinder is dan daarom heel kwetsbaar.
Hoe lang de fases van de vlinder bij elkaar duren, verschilt per soort. Dit kan een paar weken zijn, maar soms ook zelfs een jaar.
Vlinders komen voor in een groot gedeelte van de wereld, behalve in te koude gebieden. De meeste vlinders komen voor in warme gebieden. In Nederland zijn vlinders uit deze gebieden te bewonderen in vlindertuinen.
De meeste vlinders eten nectar, maar sommige soorten eten ook rottend fruit. Er zijn ook soorten die helemaal niets eten: zij overleven een aantal dagen op het voedsel dat ze als rups hebben gegeten. Na uit de pop te zijn gekropen, leeft een vlinder afhankelijk van de soort een aantal dagen tot enige maanden.
Copyright © 2014-2023 Zeg BV Privacy Policy