Wandelende takken zijn insecten en hebben zodoende net als alle insecten zes poten. Ze hebben soms vleugels. Niet alle soorten kunnen met de vleugels ook vliegen. Hoe groot een wandelende tak is, is afhankelijk van de soort: van zo'n 5 tot 50 cm. De grootste wandelende takken zijn ook de grootste insecten die er zijn.

In Nederland komen in het wild geen wandelende takken voor. Ze komen voor in Zuid-Amerika en Oceanië en ook rond de Middellandse Zee, bijvoorbeeld in Spanje. Ze zijn echter geschikt om in Nederland als huisdier te houden in een terrarium. Houd wel rekening met de afmeting van het terrarium: deze dient tenminste twee tot drie keer zo groot te zijn als een volwassen dier.

Wandelende takken eten vaak braam en klimop, maar soms ook andere planten zoals eucalyptus. Houdt hier rekening mee bij het houden van een wandelende tak; niet iedere bladersoort is makkelijk te verkrijgen. Een wandelende tak drinkt nauwelijks omdat deze het water uit de bladeren haalt.

Hun belangrijkste verdediging tegen roofdieren is het feit dat ze op takken lijken en daardoor moeilijk van echte takken te onderscheiden zijn. Sommige soorten hebben extra verdedigingsmechanismen zoals stekels of felgekleurde vleugels waarvan roofdieren schrikken.

Vrouwtjes leggen eitjes die ze na het leggen niet verder verzorgen. De jongen zijn dus nestvlieders die na het uitkomen voor zichzelf moeten zorgen.

Een wandelende tak groeit door zich te vervellen. Afgebroken of afgebeten lichaamsdelen zoals poten kunnen weer aangroeien. Dit gebeurt vaker als een wandelende tak zich nog vaak moet vervellen.

Wist u dat?

Wist u dat een jonge wandelende tak een nymf wordt genoemd?

Opmerkingen